Edom

Edom is de naam van het land waar Ezau neergestreken is. Hij heeft de naam Edom te danken aan het feit dat hij tegen zijn broer Jakob zei: ‘Laat mij toch slurpen van dat rode, dat rode daar’ (Genesis 25:30).

Ezau nam het Seïrgebergte, een gebied ten zuidoosten van de Dode Zee, van de Horieten af. Mozes legde uit aan de Israëlieten dat God dat stuk land aan Ezau had gegeven door hem te helpen de Horieten te verdrijven (Deuteronomium 2:5,22). Dit was een goed land met akkers en wijngaarden (Numeri 20:17).

De relatie tussen Ezau en Jakob is typerend voor hoe de relatie tussen hun nakomelingen zich ontwikkelde. Nog voor de geboorte van deze tweeling had God al aangegeven dat de oudste broer de jongste zou dienen. Ofschoon Jakob op slinkse wijze het eerstgeboorterecht en de zegen van de eerstgeborene van Ezau had ontnomen, was het wel Gods plan dat Ezau ondergeschikt zou zijn aan zijn jongere broer.
In tegenstelling tot Ismaël, die als tiener te horen kreeg dat zijn jongere broer Izak door God uitverkoren was en zich daaraan onderwierp, verzette Ezau zich en haatte Jakob (Genesis 27:41). Ezau wilde wel gezegend worden, maar had geen berouw over zijn rebelse levensstijl (Hebreeën 12:16-17). Later draaide Ezau bij en ontving zijn broer hartelijk (Genesis 33:4). Wellicht zag hij in dat hij toch gezegend was. Hij kreeg land van God (Deuteronomium 2:5), bezat veel vee (Genesis 33:9, 36:6-8) en had veel dienaren (Genesis 32:6 spreekt van 400 man terwijl zijn grootvader Abraham 318 geoefende mannen had. Zie Genesis 14:14). Uiteindelijk begroeven Ezau en Jakob gebroederlijk hun vader Izak (Genesis 35:29).

De Edomieten hadden door de loop van de tijd vooral een negatieve houding. Dat komt voor het eerst tot uiting in de weigering om Israel door hun gebied te laten trekken op weg naar het beloofde land (Numeri 20:18-21). De climax werd bereikt toen de Israëlieten uit Judea in ballingschap gingen. In plaats van hen te helpen tegen de vijand, waren de Edomieten blij en keerden zich tegen hen (Obadja 12-14). Ze probeerden zelfs het land af te pakken (Ezechiël 35:10).

God liet dit echter niet toe en bracht Edom tot ondergang (Ezechiël 35:3-4,14-15). Nadat de Edomieten opgetrokken waren in de richting van Juda, namen de Nabateers hun land in. De overgebleven Edomieten vluchtten naar de Negev. In de tweede eeuw voor Christus werden de Edomieten overwonnen door de Joodse Johannes Hyrcanus en gedwongen zich tot het Jodendom te bekeren. In deze tijd werden ze bekend als de Idumeers.

Het is opmerkelijk dat van alle oordelen over landen rondom Israel de meeste tot Edom gericht zijn. Zie Studie Profetieen volken Mogen de nakomelingen van Ezau die zich vandaag de dag onder de Arabieren bevinden, op een dag ook bijdraaien zoals Ezau dat deed. Mogen zij God dankbaar worden voor wat Hij hen gegeven heeft en zich van harte schikken in Gods plan met de nakomelingen van hun tweelingbroer Jakob.

Share this...